De termen ‘allochtoon en autochtoon’ hebben hun tijd gehad

De tweedelingen 'allochtoon' versus ‘autochtoon’ en 'westers' versus 'niet-westers' zijn niet meer passend voor hedendaagse vraagstukken van immigratie en integratie.

De migranten zijn inmiddels zo verschillend qua herkomstland en migratiemotief dat ze niet meer onder de overkoepelende termen ‘allochtonen’ of ‘westers’ en ‘niet-westers’ zijn te vangen. Deze labels hebben daarnaast een uitsluitende en onderschikkende werking. De term ‘allochtoon’ ('van een ander land') is bovendien onjuist voor de tweede generatie omdat die in Nederland is geboren. Ook de tweedeling ‘westers’ versus ‘niet-westers’ kan beter vervangen worden door een meervoudig en variabel onderscheid naar herkomstgroepen (bijvoorbeeld Nederlandse, Turkse, Centraal-Aziatische achtergrond). Bij het beschrijven van de samenstelling van de bevolking spreekt de WRR over inwoners met een Nederlandse en een migratieachtergrond. Deze conclusies trekt de WRR voor zijn eigen taalgebruik in de verkenning Migratie en classificatie. Naar een meervoudig migratie-idioom.

Afname woordgebruik allochtoon

In deze verkenning onderzoekt de WRR het idioom van immigratie en integratie voor zijn project over migratiediversiteit. De bevindingen kunnen ook bruikbaar zijn voor het bredere beleidsdebat. Aan de orde komen de ontwikkeling van de termen ‘autochtoon’ en ‘allochtoon’ en ‘westers’  en  ‘niet-westers’, de kritiek hierop en enkele alternatieven. Daaruit blijkt onder meer dat het gebruik van het woord ‘allochtoon’ de laatste tien jaar aanzienlijk is afgenomen in stukken van de rijksoverheid, het parlement, gemeenten, kennisinstellingen en media. De migranten zijn inmiddels zo verschillend qua herkomstland en migratiemotief dat ze niet meer onder de overkoepelende termen ‘allochtonen’ of ‘westers’ en  ‘niet-westers’ zijn te vangen. Deze labels kunnen bovendien een uitsluitende en onderschikkende werking hebben.

Onderscheid naar herkomstlanden

De migratiediversiteit vraagt om meervoudige indelingen en labels. Daarbij bepaalt de empirische of beleidsmatige vraag welke classificaties passend zijn. De WRR kiest niet voor het volledig achterwege laten van classificatie naar herkomst. Bij het in kaart brengen van de migratiepopulatie in ons land is het zinvol om onderscheid te maken naar herkomstlanden. Zo kan een veel adequater beeld geschetst worden van de migratiediversiteit. Ook bij onderzoek en beleid op het gebied van discriminatie, onderwijsachterstanden, criminaliteit en gezondheid kan herkomst relevant zijn. Classificaties naar herkomst dienen echter zorgvuldig te worden afgewogen. Onderscheid naar herkomst moet een legitiem doel dienen (zoals het bestrijden van achterstanden) en van belang zijn voor het realiseren van dat doel. Het is alleen gepast als het doel niet op een andere manier kan worden bereikt (bijvoorbeeld door onderscheid te maken naar opleidingsniveau of inkomen) en als de voordelen van classificatie opwegen tegen de nadelen.

Inwoner met migratieachtergrond

Bij het beschrijven van de samenstelling van de bevolking spreekt de WRR over ‘inwoners met een migratieachtergrond’ en ‘inwoners met een Nederlandse achtergrond’, waar voorheen gesproken werd over allochtonen en autochtonen. Deze termen zijn gekozen in goed overleg met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Deze generieke indeling zullen onderzoekers in de praktijk weinig gebruiken, omdat zij meestal meer verfijnd onderscheid naar groepen maken. ‘Migratie’ als adjectief bij achtergrond verwijst naar het feit dat een inwoner of zijn of haar ouders ooit landverhuizer is geweest. Daarnaast is de toevoeging ‘achtergrond’ inclusiever dan termen als ‘oorsprong’, ‘herkomst’ of ‘komaf’. Ze biedt daarnaast ruimte voor het feit dat veel burgers een meervoudige identiteit hebben –  iemand kan tegelijkertijd Nederlander zijn en ook een migratieachtergrond hebben.