Wetenschap om de samenleving verder te brengen

Twee wettelijke termijnen als raadslid en één jaar als adviserend lid heeft Mark Bovens erop zitten bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Met de maximale aanstelling van drie dagen per week. Op 16 januari nam hij afscheid van raad en staf, om terug te keren naar de Universiteit Utrecht, als hoogleraar Bestuurskunde. Hij kijkt met een warm gevoel terug op zijn tijd als WRR-lid.

Vergroot afbeelding foto prof Mark Bovens, WRR raadslid
Beeld: ©WRR/fotograaf: Simone Langeweg

Een grote verbondenheid

“Als ik volgend jaar met emeritaat ga heb ik 45 jaar gewerkt, waarvan elf jaar als lid van de WRR. Dat is bijna een kwart van mijn beroepsleven. In dat beroepsleven heb ik twee grote klussen gedaan: het oprichten van het departement Bestuurs- en Organisatiewetenschap (USBO) aan de Universiteit Utrecht in 1999 en het lidmaatschap van de WRR, sinds 2013. Op beide periodes kijk ik met trots terug. Toen André Knottnerus (WRR-voorzitter van 2010 tot 2017) mij benaderde voor het raadslidmaatschap, heb ik bewust gekozen voor de maximale aanstelling van drie dagen. Ik wilde dat de WRR mijn primaire werkplek zou worden, mijn thuisbasis, ook om mijn opvolgers bij de USBO niet voor de voeten te lopen. En als ik had geweten hoe leuk de WRR is, was ik misschien wel eerder lid geworden. Vooraf had ik me niet gerealiseerd hoe groot het gezag van de raad is. Ik voel een grote verbondenheid met deze club en heb me er sociaal en intellectueel erg thuis gevoeld. Het is een privilege om voor de WRR te hebben gewerkt.”

Vorm een coalitie om je verhaal verder te brengen

“De afgelopen tien jaar is de WRR voor mijn gevoel levendiger geworden. De publicaties zijn leesbaarder en we zijn meer verschillende producten uit gaan brengen, zoals podcasts. Ik heb vaak aangedrongen op helder schrijven, met niet teveel boodschappen tegelijk en meer illustraties. Wat het werken hier zo bijzonder maakt, is de hoge kwaliteit van de staf, zowel intellectueel als politiek-bestuurlijk. Ik heb hier veel geleerd. Bijvoorbeeld dat een goed rapport een noodzakelijke maar geen voldoende voorwaarde is om effect te hebben. Je moet heel goed nadenken over de boodschap die je naar buiten wilt brengen. Dat wist ik in theorie wel, maar hier gold voor mij letterlijk ‘weten is nog geen doen’. Pas toen ik bij de WRR werkte, merkte ik dat de theorieën die ik in Utrecht in mijn eerstejaars colleges uitlegde, in de praktijk inderdaad werken. Wil je het beleid veranderen, dan heb je bijvoorbeeld andere partijen nodig die je verhaal vertellen. Daar moet je veel in investeren. Zoek die partijen op en denk met hen mee over hoe jouw verhaal hen kan helpen. Dat betekent ook dat je genereus moet zijn en al in een vroeg stadium je kaarten op tafel moet leggen in de hoop dat ze het oppakken.”

Beleid is taal

“Wat ik hier ook heb geleerd, is dat beleid taal is. Als je woorden gebruikt die niet de goede snaar raken, ben je weg. Vraag je dus voortdurend af of je woorden wel de juiste associatie oproepen. Ook moet je al lang voordat een rapport naar buiten komt, uitproberen welke termen wel of juist niet aanslaan, en welke beelden erbij passen. In het rapport ‘Grip’ van eind vorig jaar hebben we bijvoorbeeld gekozen voor nautische beelden om onze boodschap te verduidelijken. En bij presentaties over het rapport ‘Weten is nog geen doen’ uit 2017 merkten Anne-Greet Keizer en ik dat mensen bij de term ‘niet-cognitieve vaardigheden’ een verkeerd beeld hadden. Toen hebben we het woord ‘doenvermogen’ bedacht, waarmee je in één woord de essentie te pakken hebt. In de verkenning ‘Migratie en classificatie’ (2016) stellen we voor de tweedeling ‘allochtoon en autochtoon’ niet langer te gebruiken, omdat die niet meer past bij de huidige samenleving. Die boodschap hebben we bewust in een aparte publicatie gebracht omdat deze anders onder zou sneeuwen.”

Goede timing is essentieel

“Hoe belangrijk timing is, is een andere les van de afgelopen jaren. Dat is wel een lastige; timing kun je niet altijd naar je hand zetten. Soms heb je daarbij geluk. Neem het rapport ‘Weten is nog geen doen’. Dat was klaar in het najaar van 2016 en toen viel het kabinet. We wilden het rapport niet in verkiezingstijd uitbrengen omdat de partijen dan vooral op zenden staan en niet op ontvangen. Daarom hebben we het rapport heel bewust enkele weken na de verkiezingen van 2017 gepresenteerd. Vervolgens hadden we het geluk van een lange kabinetsformatie, waardoor we overal op de ministeries ons verhaal konden doen. En niet zo lang daarna speelde de toeslagenaffaire. Met het rapport boden we een taal om te begrijpen wat daarbij aan de hand was. Maar soms heb je met de timing ook pech. Zo brachten we het rapport ‘Samenleven in verscheidenheid’ uit op 14 december 2020, om 14 uur. En om 12 uur kwam er een persbericht uit dat de premier om 17 uur een belangrijke persconferentie zou houden. Nederland ging tijdens de kerstperiode namelijk in volledige lockdown, compleet met avondklok. Dat beheerste vervolgens al het nieuws.”

Als kleine kennisinstelling grote organisaties helpen

“Ik heb bij de WRR aan zes rapporten en vijf grote verkenningen gewerkt en meegedraaid in negen projectgroepen, deels als tweede raadslid. Maar het rapport ‘Weten is nog geen doen’ beschouw ik als mijn hoogtepunt. Dat rapport heeft een enorme impact gehad. Dankzij Will Tiemeijer hadden we een zeer solide basis in de gedragswetenschappen en dankzij Anne-Greet Keizer konden we beleidsmakers een handelingsperspectief bieden. Ook is het goed gelukt om een toegankelijk rapport te schrijven. Daar geven we trouwens nog steeds, zeven jaar verder, presentaties over. Bij tal van uitvoeringsorganisaties, op ministeries en bij gemeenten heeft het een enorme ‘Anklang’ gekregen. Daar hebben we ook meegedacht over de toepassing. Zo hebben we, op verzoek van de Eerste Kamer, een doenvermogentoets ontwikkeld, met de Raad van State hebben we meegedacht over doenvermogen in hun wetgevingstoets en met Justitie en Veiligheid over opname in het Beleidskompas. Door ons rapport zijn medewerkers van het UWV zich gaan realiseren dat mensen daar vaak met stress komen, en dat mensen met stress minder doenvermogen hebben. Het is fascinerend om te zien hoe ze dat verder hebben opgepakt. Zo kun je als kleine kennisinstelling grote organisaties helpen om Nederland beter te maken, de wetenschap benutten om de samenleving verder te brengen. Dat is dankbaar werk!”

Onderzoek doen buiten je vakgebied

“Het is ongekend om als wetenschapper bij de WRR de ruimte en vrijheid te hebben om, samen met heel goede mensen, gedurende een jaar of twee in een thema uit te diepen, ook thema’s waar je geen verstand van hebt. ‘Weten is nog geen doen’ en ‘Grip’ zijn bijvoorbeeld rapporten waarin de gedragswetenschappen een grote rol spelen. Dat is niet mijn achtergrond, maar ik vond het geweldig om rapporten buiten mijn vakgebied te schrijven, zonder dat vakgenoten over je schouder meekijken. En om met die rapporten vervolgens een duw aan het debat te kunnen geven en inhoud aan het beleid, en met je werk de grote kranten te kunnen halen. Dat is een groot goed voor een wetenschapper.”

Vooral vreselijk leuk

“Het was vooral vreselijk leuk om bij de WRR te werken. Mijn beide raadsperiodes kenmerken zich door een goede collegiale sfeer. Daar verdienen André Knottnerus en Corien Prins, als voorzitter, de credits voor. Ik neem met weemoed afscheid. Maar het is goed dat er nieuwe mensen komen, met nieuwe eigenaardigheden en nieuwe plannen.”