Vogelvlucht #34 Klimaatadaptatie: ook een sociaal vraagstuk

Vogelvlucht #34 Klimaatadaptatie: ook een sociaal vraagstuk

Symposium WRR WKR SCP Klimaatadaptatie 30 juni 2025

Marijke Roskam
Klimaatadaptatie is niet alleen een ruimtelijk, maar ook een sociaal vraagstuk. Er zijn in korte tijd drie rapporten verschenen vanuit de WRR, de WKR en het SCP over het klimaat en hoe wij hebben mee te veranderen als het gaat om die sociale infrastructuur en de maatschappelijke keuzes die daarbij horen. 30 juni was daarom een gezamenlijk symposium over de drie rapporten en wat betrokkenen vanuit verschillende overheden en organisaties te doen staat. Kon je er niet bij zijn of wil je sowieso de kern van het symposium nog eens goed beluisteren? Dat kan met deze podcast. 
Mijn naam is Marijke Roskam en je hoort straks drie presentaties, eerst van Suzanne Hulscher van de WRR. Haar presentatie heeft als titel ‘Mens en Klimaat, de kracht van sociale infrastructuur bij adaptatie’. Daarna Marjolijn Haasnoot van de WKR, met ‘Mee veranderen met het klimaat, ruimtelijke en maatschappelijke keuzes voor klimaatadaptatie’. En als derde Yvonne de Kluizenaar van het SCP. De titel van haar presentatie luidt: ‘Klimaat en Samenleving’.
Suzanne trapte af op deze snikhete junidag met een koud beeld.

Suzanne Hulscher
Een 17e eeuws schilderij waarop u een ijs-tafereel ziet. U ziet daar mensen die plezier hebben, mensen die sleeën, mensen die schaatsen. Er zijn dames met bontmantels, er zijn zelfs fluwelen kapjes voor de ogen. Maar wat er ook op te zien is, is dat er ook mensen zijn die in lompen gekleed zijn, die het moeilijk hebben en mensen die ook moeite hebben om vissen te kunnen vangen. 
Kortom, dezelfde klimaatgebeurtenis, namelijk ijs en heel erg koud, wordt door verschillende groepen in onze samenleving op een andere manier ervaren. De gemeenschappelijke factor is de sociale cohesie. En sociale cohesie is eigenlijk de manier waarop wij als mensen in de maatschappij met elkaar verbonden zijn. Ik wil dat inleiden met twee plaatjes. We zien twee oudere mensen, een man boven en een vrouw beneden. En we zien dat het heel erg hard regent. Dus er is een dreiging afgegeven voor wateroverlast en mensen moeten geëvacueerd worden. We zien dat de man boven meegenomen wordt door een gezin uit de buurt die weggaan. En de mevrouw beneden die wel geëvacueerd is, ligt in haar eentje in een opvanglocatie. Wat wel heel erg belangrijk is: ze zijn wel allebei geëvacueerd. Want oudere mensen die alleen wonen, zijn heel erg kwetsbaar in dit soort situaties, want niet altijd bereikt hun de informatie dat er geëvacueerd moet worden, en dat is natuurlijk wel heel belangrijk, dat die informatie deze mensen bereikt.
Wat we willen laten zien met deze twee plaatjes is dat een sociaal netwerk, een groot sociaal netwerk, een goed sociaal netwerk, het verschil kan maken in situaties die belangrijk zijn. En dat is zowel vooraf, tijdens als na een extreme weersgebeurtenis. Vooraf is het van belang dat je meer weet over de risico's en daar ook iets aan kunt doen. Tevens is het belangrijk dat je elkaar helpt, zoals op deze plaatjes. En daarna ook dat het herstel sneller kan gaan en dat je ook weet hoe bepaalde regelingen werken.
De klimaatgebeurtenis zelf kan ook weer van invloed zijn op de cohesie. Dat is ook interessant, het kan zowel positief als negatief uitwerken. Positief in de zin van: na een extreme gebeurtenis is er vaak veel aandacht, media-aandacht, koning en koningin kunnen langskomen. Dat kan echt een gevoel van trots geven. Maar het kan ook negatief uitwerken, in de zin dat er in een bepaald gebied mensen weg gaan trekken die het zich kunnen veroorloven, en dat de mensen die achterblijven dan het gevoel hebben van: hoor ik hier nog wel thuis in deze buurt. Het netwerk dat er was, is er dan niet meer. Tot zover sociale cohesie. 
Dan misschien wel de bekendste, de sociaaleconomische positie, die dus bepaald wordt door bijvoorbeeld inkomen en opleiding. Ook dit wil ik weer graag inleiden met twee plaatjes. We zien twee jonge dames die aan het blokken zijn voor hun eindexamen. De dame boven zit in een krap appartement waar ze het heel erg warm heeft en waar ze de gedachten om het halen van haar diploma ziet weg ebben. De dame beneden zit in een groot koelhuis en je ziet ook dat er lekker gekoeld kan worden en zij voorziet dat haar diploma op een goede manier gehaald wordt. Wat we zien is dat dus eigenlijk sociaaleconomische zwakkere groepen kwetsbaarder zijn. Dat wisten we natuurlijk wel al, maar het is niet alleen dat ze verhoogd blootstaan, dat ze gevoeliger zijn zoals hier ook wordt getoond, maar ook dat ze minder middelen hebben en minder mogelijkheden hebben om iets aan de situatie te doen. Denk bijvoorbeeld aan mensen in een huurhuis, zeg maar de situatie in het bovenste plaatje; die zullen minder snel geneigd zijn om allerlei maatregelen te nemen, zeker als ze huren, omdat de woningcoöperatie dat niet toelaat; dat is natuurlijk nog een ander verhaal. Terwijl op het moment dat je een huis in eigen bezit hebt, dat natuurlijk veel makkelijker gaat. Daarnaast kan een klimaatgebeurtenis en voor zorgen dat de posities verder divergeren, verder uit elkaar gaan lopen. Want stel dat de dame beneden wel haar diploma haalt en de dame boven niet, terwijl ze, laten we even aannemen, ongeveer even intelligent zijn, zal het wel ervoor zorgen dat het de eerste een sterkere start in de maatschappij oplevert. Dat zou ook trouwens het geval kunnen zijn bij funderingsschade. Op het moment dat je niet in staat bent om iets te doen aan de schade in je eigen huis, zal het ervoor zorgen dat het huis minder waard wordt dan wanneer dat wel het geval is. Dus ook dat is, zeg maar, een situatie die al ongelijk is, en die zal waarschijnlijk alleen nog maar ongelijker worden.
Wij hebben twee grote conclusies getrokken uit het werk wat wij hebben gedaan. Het eerste is dat klimaatbestendigheid niet alleen een fysieke aangelegenheid is. Die fysieke aangelegenheid is natuurlijk hartstikke belangrijk. Ik ga echt niet zeggen dat dat niet belangrijk is, maar er is ook duidelijk een sociale component. En idealiter liggen die twee in elkaar verlengde, maar dat is niet zo. Ze versterken elkaar, maar ze liggen niet altijd in elkaars verlengde. En het tweede is dat in een klimaatbestendige samenleving mensen er voor elkaar moeten zijn en dat mensen ook moeten weten wat ze moeten doen.
Dan ga ik door naar de aanbevelingen.Laat ik beginnen met de hoofdboodschap. De hoofdboodschap is dat wij hebben gezegd: er moet echt iets gebeuren aan die sociale infrastructuur. Daar moet echt aandacht voor komen, die moet worden aangelegd. Wat is dat?, vragen mensen dan meteen. Wat is sociale infrastructuur? Dan moet u denken aan bibliotheken, buurthuizen, kantines, stations. Dat soort plekken waar mensen graag en veel naartoe gaan. En op dat soort plekken moet dan ook informatie zijn, wat je kunt doen om je beter te wapenen tegen klimaatverandering, tegen extreme klimaatgebeurtenissen. Het moeten plekken zijn die bijvoorbeeld ook in verbinding staan met veiligheidsregio's of met het KNMI. En daarnaast zouden er idealiter ook plekken, plaatsen moeten zijn waar je kunt schuilen als er iets aan de hand is, als het heel heet is, zoals vandaag, of als er een watersnood dreigt. Of dat je in ieder geval weet waar je naartoe moet, dat je op die plek doorverwezen kan worden. Dat bedoelen wij met sociale infrastructuur. Dan ga ik verder met de aanbevelingen. Aanbeveling één is: investeer in sociale infrastructuur en kijk vooral naar de groepen die het nodig hebben. Want een klimaat, zeg maar, een extreme klimaatgebeurtenis slaat niet voor iedereen op dezelfde manier neer. Kijk vooral naar de groepen in onze maatschappij die extra kwetsbaar zijn en zorg ervoor dat die prioriteit krijgen. 
Tweede is: stuur op krachtenbundeling en onderling vertrouwen. Daarbij denken wij van: nou het is heel belangrijk dat we dit samen doen en dat dit niet één departement is die hier eigenlijk dat in zijn eentje moet opknappen. Het zijn duidelijk componenten die heel erg breed zijn in onze samenleving en het zijn ook verschillende lagen die daar iets aan moeten doen. Denk aan Den Haag maar ook de provincies, de gemeenten en de waterschappen. En wij denken - als voorbeeld - laten we ons inspireren door de Deltacommissaris, die ook de slagkracht heeft en de bundeling die volgens ons dit vraagstuk nodig gaat hebben.
En de derde is: zorg dat mensen weten wat ze moeten doen om zich aan te passen aan een veranderend klimaat. Dat lijkt een beetje een dooddoener, want daar wordt natuurlijk al heel veel over gezegd, maar het is wel zo dat mensen het nu niet weten. Dus probeer duidelijker te maken dat die urgentie er echt is en dat er echt wat moet gebeuren. 
Hier wil ik het eigenlijk bij laten, of als uitsmijter, dus nog een keer: ik vind het heel belangrijk dat er geïnvesteerd wordt in sociale infrastructuur. Fysieke infrastructuur blijft heel belangrijk, dus het is niet zo dat het in plaats komt van, maar met de uitdagingen waar we voor staan en met de veranderingen die eraan gaan komen, is het heel belangrijk om hier ook oog voor te hebben.

Marijke Roskam
Mag ik een applaus voor jou, dankjewel. En heel logisch volgt dan - en het stokje wordt daadwerkelijk overgedragen, en de klikker - het verhaal van Marjolijn Haasnoot van de WKR: Mee veranderen met het klimaat, ruimtelijke en maatschappelijke keuzes; daar gaan we het over hebben. Fijn dat je er bent.

Marjolijn Haasnoot
Ja, fijn dat jullie hier allemaal zijn. Onze titel van het rapport is: Mee veranderen met het klimaat; mee veranderen met het klimaat is nodig en verkleint ook de risico's en de schade. En dat vraagt groot toekomst-denken en lef om slimme en soms fundamentele keuzes te maken om ons ruimtegebruik klimaatbestendig te maken, passend bij het water- en bodemsysteem en bij de klimaatrisico's. En om in te spelen op de grote verbouwing waar Nederland voor staat en tegelijkertijd onze samenleving ook weerbaarder te maken. 
We hebben in Nederland ontzettend veel ervaring, eeuwenlange ervaring, en hebben ook veel kennis over aanpassen aan klimaatverandering, aanpassen aan veranderende omstandigheden. Als we kijken naar het verleden, hebben die aanpassingen ons in staat gesteld om in deze lage, lege kwetsbare delta te kunnen leven. En ook welvarend te zijn en ook een goede, gezonde, leefbare delta te creëren. Ons hele water- en bodemsysteem is optimaal georganiseerd, maar de marges voor wateropvang zijn klein. Voor wateropvang, voor waterberging en mede door het hoge veiligheidsniveau is het waterbewustzijn redelijk laag. Bovendien hebben deze ontwikkelingen geleid tot bodemdaling en tot waterkwaliteitsproblemen. En daar bovenop komt dan de klimaatverandering. Die klimaatverandering die steeds sneller gaat, en die het steeds lastiger maakt om ons huidige landgebruik te faciliteren. We zien dat bij het faciliteren van dat landgebruik, we noemen dat ook wel het intensiveren, er grenzen zijn en dat het niet overal vol te houden is. We zien dat bij economie en infrastructuur de lange-termijnklimaatrisico's nog onvoldoende worden meegenomen en we zien dat de overheid het niet meer allemaal alleen kan en dat er ook wat wordt gevraagd van burgers en bedrijven. En daarom gaat ons advies over tijdig maken van richtinggevende keuzes, om koers te zetten. Dat is ook de vraag die vanuit de Nationale Klimaatadaptatiestrategie kwam. 
We hebben ons gericht op twee richtinggevende keuzes: de ruimtelijke keuzes en de maatschappelijke keuzes. Die ruimtelijke keuzes gaan over: waar en wanneer is het nodig om te transformeren, en waar kunnen we doorgaan met het intensiveren van onze huidige adaptatiestrategie om het landgebruik te faciliteren? De maatschappelijke keuzes gaan over hoe we de samenleving weerbaarder kunnen maken en hoe we dat samen kunnen doen. Dus over burgers en bedrijven samen. Richtinggevende keuzes: dan hebben wij het over keuzes die een structurerende werking hebben, die eigenlijk een beweging in gang zetten om Nederland klimaatbestendiger te maken. In de NAS worden ook dit soort adaptatiepadenkaarten gemaakt. Ons advies gaat eigenlijk over de keuzes die aan het begin van die kaart zitten, die de beweging van een klimaatbestendig Nederland in gang zetten. Bij de eerste keuze, die ruimtelijke keuze, gaat het dus over waar gaan we door met intensiveren en waar en wanneer gaan we verder transformeren? 
Het gaat om het aanpassen van onze functies, van ons ruimtegebruik, zodat ze beter passen bij het water- en bodemsysteem en bij de klimaatrisico's. Dat betekent niet dat alles helemaal anders moet, maar we zien gewoon dat door de beperking in de ruimte, de beperking in de zoetwaterbeschikbaarheid, het nodig is om op sommige plekken te veranderen en ons ruimtegebruik aan te passen. Nu is het ook al een heel goed moment om dat te doen, omdat er heel veel investeringen op stapel staan en we ook met andere opgaven te maken hebben, zoals de veranderingen in de energievoorziening, duurzame energie, maar ook de voedseltransitie. Dus kun je dat moment aangrijpen om meteen op die plekken te beginnen en te bewegen met dat transformeren. In sommige gebieden is dat ook nodig, dat hebben we hier geprobeerd te visualiseren. Want als je in sommige gebieden gaat veranderen, mee veranderen met dat klimaat, transformeren, dan kan er op andere plekken ruimte ontstaan om door te gaan met het faciliteren van het ruimtegebruik. Dat betekent niet dat je op pixelniveau op elke polder kunt bedenken van: hier ga ik de ene keuze doen en daar de andere keuze. Nee, je moet kijken naar de hele delta, naar heel Nederland, en de samenhang tussen die gebieden moet je meenemen omdat er onder andere via het hoofdwatersysteem een verbinding is tussen die ruimtes. 
Om die keuze te maken is het ook nodig dat dat gesteund wordt met publieke financiering. Want we zien dat met de huidige financiering, die op zich heel doelmatig is, het op specifieke doelen lastiger is om te gaan te veranderen, om die functies te veranderen. We zien ook dat op plekken waar verder aan gebiedsontwikkeling wordt gedaan, waar verder wordt gegaan op het pad van het verleden met intensiveren, die kosten van adaptatie niet zomaar worden meegenomen in de ontwikkeling, en dat die dus eigenlijk elders worden afgewenteld. We werken dit uit voor verschillende type gebieden. Moet je denken aan bijvoorbeeld de verziltende kustgebieden, waarbij die verzilting in het verleden al is ingezet en doorgaat door de klimaatverandering en de zeespiegelstijging. Maar als je op sommige gebieden die verzilting accepteert, je functies aanpast, dan heb je dat zoete water weer voor andere gebieden. 
Je kunt ook denken aan de stedelijke gebieden, waar we zien dat de toenemende hitte soms vraagt om een andere inrichting, waarin meer ruimte is voor vergroening, voor waterberging, maar ook een andere manier van bouwen. In de maatschappelijke keuzes hebben we ernaar gekeken, omdat we niet meer vanuit de overheid alleen maar een strategie kunnen bedenken. Met mitigatie en beperking van klimaatverandering kunnen we niet alle risico's voorkomen. We hebben nu al klimaatverandering en daar hebben we mee te maken in de komende decennia. Ook als we de opwarming van de aarde beperken, dan kan de overheid natuurlijk heel veel doen. 
Maar uiteindelijk zullen ook burgers en bedrijven een deel van die adaptatie moeten gaan doen. En dat moet in samenhang gebeuren. Dus de overheid kan het niet volledig afschermen, en toch zien we dat als het gaat over adaptatiestrategie, het heel erg gaat over maatregelen die door overheden wordt gedaan. In strategie wordt er eigenlijk altijd rekening mee gehouden dat burgers en bedrijven niets doen en dat is natuurlijk ook niet zo, want we zien ook dat zij zich aanpassen. We zien dat er op sommige plekken het aantal beregeningsinstallaties is toegenomen en dat stelt natuurlijk weer een vraag aan het hoofdwatersysteem. We zien dat op sommige plekken mensen airco's nemen en dat dat op andere plekken niet mogelijk is. Dat noemen we autonome adaptatie en je wil natuurlijk dat dat in samenhang is met die overheidsstrategie. 
Dus wij denken dat het nodig is om die maatschappelijke weerbaarheid te vergroten, dat die autonome adaptatie ook gestimuleerd wordt, maar dat er ook goed wordt gemonitord hoe dat gebeurt, door wie dat gebeurt, wat eventueel consequenties zijn van alle informatie die beschikbaar komt over die klimaatrisico's. We zien dat die klimaatrisico-informatie ook door private partijen wordt gebruikt en beschikbaar wordt gesteld op sommige plekken, maar dat dat niet voor iedereen beschikbaar is en dat niet iedereen daar ook mee aan de slag kan. En dat het ook consequenties kan hebben, denk aan je huis. Dus samenvattend kom ik bij onze acht adviezen die je een beetje zo kunt structureren.
Met eerst de ruimtelijke keuze, waarbij wij denken dat het belangrijk is om op nationaal niveau te bedenken waar en wanneer we gaan transformeren en hoe we dat over de tijd gaan opschalen. Dat moet je dan regionaal uitwerken, natuurlijk samen met de opgaven die in zo'n specifiek gebied zitten, maar je moet op nationale schaal die samenhang meenemen. En dat moet ondersteund worden door het verrekenen van die adaptatiekosten bij gebiedsontwikkeling en door de mogelijkheden te vergroten voor publieke financiering voor dat transformeren. Aan de andere kant zien we dan die maatschappelijke keuzes, waarin het belangrijk is dat er ook in de Nationale Adaptatiestrategie rekening wordt gehouden met de adaptatie van burgers en bedrijven, dat die ook gefaciliteerd en gestimuleerd worden en dat er goed op gemonitord wordt. Dat kun je doen door onder andere die klimaatrisico-informatie beschikbaar te maken. Maar ook door goed te kijken wat de consequentie is van die risico-informatie die nu al op plekken beschikbaar wordt waar niet goed naar de kwaliteit wordt gekeken en ook de consequenties voor kwetsbaren nog onvoldoende wordt bekeken. Dus het is belangrijk om daar ook die kwetsbaren te beschermen. En vervolgens ook dat er meer inzicht komt over wie welke schade dekt. We adviseren om dit te doen met een klimaatschade-ladder. 
Daaronder staat dan: ontwikkel een adaptatiemonitor. Dus monitor: hoe gaat het met de risico's, hoe gaat het met de adaptatie van de overheden? Maar ook: hoe gaat het met de adaptatie van de burgers en bedrijven? Past dat allemaal, is dat een samenhang? Monitor ook nieuwe inzichten in klimaatrisico's, zodat je kunt bijsturen, en wendbaar met die adaptatiepaden kan inspelen op de veranderingen die er nu zijn. En kan inspelen op de toekomstige veranderingen en de opgave, de investeringen die we nu doen. 
En daar kom ik bij de laatste. Voer bij grote investeringen rondom bijvoorbeeld energie en infrastructuur, maar ook bij woningbouw, een klimaatadaptatietoets in die tenminste 100 jaar vooruitkijkt. Sommige mensen vatten ons advies samen als: durf, want we zeggen eigenlijk ook in ons advies, gebruik de tijd die er is, durf keuzes te maken en mee te veranderen, passend bij het waterbodem en klimaat, en probeer weer groots te denken zoals wij dat in het verleden in Nederland ook hebben gedaan. Groots toekomst-denken. 

Marijke Roskam
En het mooie is, ik zie al wat mensen knikken, notities maken, elkaar even aankijken. Dus zo meteen bij de Q&A zullen er ongetwijfeld wat vragen komen of vast reflecties. Eerst geef ik het woord aan Yvonne de Kluizenaar van het SCP over klimaat en samenleving. En ook jou zag ik bij de vorige presentaties druk knikken en dat verbaast me niet, want het sluit weer fantastisch aan. The floor is yours.

Yvonne de Kluizenaar
Dank je wel Marijke. Ja, goeiedag allemaal. Ik ben hier vandaag om jullie wat te vertellen over het burgeronderzoek naar klimaat en samenleving. Zowel klimaatverandering als klimaataanpak hebben grote sociaal-maatschappelijke gevolgen en vragen ook veel van burgers en samenleving. En daarom volgt en verklaart het SCP hoe de samenleving en burgers zich houden in al deze veranderingen. We brengen jaarlijks de laatste jaren burgerperspectieven in kaart en dan gaan we in op een breed spectrum aan thema's, variërend van waar maken mensen zich zorgen om, hoe zit het met de risicoperceptie, wat vinden zij belangrijk in en rond de aanpak, waar is onvrede over en hoe kijken zij naar rechtvaardigheid en verantwoordelijkheidsverdeling. In dit verhaal vandaag wil ik jullie specifiek meenemen in het onderdeel klimaatadaptatie.
We hebben dit jaar voor het eerst ook uitgebreid aandacht besteed aan klimaatadaptatie. En daar hebben wij ook naar objectieve gegevens van overstromingsrisico's gekeken. Hoe die zich verhouden tot subjectieve gegevens en gedrag. Dus we hebben objectieve en subjectieve data met elkaar verbonden om te kijken wat daar leeft. Ik zal vandaag ingaan op risicoperceptie, op de paraatheid en kwetsbaarheid en op visie verantwoordelijkheidsverdeling en daarbij sluit dit verhaal mooi aan op de voorgaande verhalen.
Dus rond risicoperceptie. Er zijn breed gedeelde zorgen in Nederland over de toename van extreem weer en ook over overstromingen in Nederland. Een ruime meerderheid is daar bezorgd over, maar die zorgen die zijn al veel minder als het gaat om: maak je je ook zorgen om je eigen situatie. Dat zien we voor klimaat in brede zin, maar voor overstromingen in het bijzonder. En we zien ook dat niet iedereen even bezorgd is.
Dus er zijn grote verschillen tussen groepen in hun bezorgdheid. En we zien bijvoorbeeld dat mensen met een hbo- of wo-opleiding en ouderen, zich veel meer zorgen maken over gevolgen van klimaatverandering dan anderen. Het belang van adaptatie wordt dan ook heel breed gedragen.
Dus zo'n 85% vindt het belangrijk dat de overheid investeert in stedelijke vergroening om hitte en wateroverlast tegen te gaan. Ook vindt de ruime meerderheid, ook meer dan 80%, het belangrijk dat de overheid investeert in het ophogen van dijken. En daarnaast zegt ook een meerderheid van de mensen het belangrijk te vinden dat mensen zich beter voorbereiden op overstroming in Nederland door het in huis halen van een noodpakket. Maar dat mensen dat belangrijk vinden is niet hetzelfde als dat ze dat zelf ook doen, daar kom ik later dan ook even op terug. Ook vinden mensen het heel belangrijk dat er niet meer gebouwd wordt in gebieden met een hoog overstromingsrisico. Ongeveer twee derde van de mensen vindt het belangrijk dat de overheid daarvoor zorgt. Maar niet iedereen vindt deze dingen even belangrijk en opnieuw zien we ook dat de jongere groepen dat gemiddeld wat minder belangrijk vinden. Ouderen en hbo- en wo-geschoolden vinden dat wat belangrijker dan gemiddeld.
Dus er zijn ook wel degelijk verschillen tussen groepen in de perceptie van risico's en in het ervaren belang van aanpak. Als het dan gaat om het gedrag van mensen, dus hoe zijn mensen nu al bezig met het voorbereiden op de risico's die we van overstroming bijvoorbeeld kunnen verwachten, dan zie je dat er maar heel weinig mensen nog nu een noodvoorziening in huis hebben. Dus voor een noodvoorraad voedsel en medicijnen, dat soort zaken in voorbereiding op een overstroming, is nu ongeveer 16 procent, en ook daar zijn weer hele grote verschillen tussen groepen. Jongeren, jong volwassenen zijn daar bijvoorbeeld veel minder goed op voorbereid dan ouderen. Ook: ongeveer een kwart, dus dat is ook een minderheid van de mensen, heeft daadwerkelijk die informatie over overstromingsrisico opgezocht. Die informatie is al een aantal jaren beschikbaar, bijvoorbeeld op overstroming.nl. Een kwart van de mensen heeft daadwerkelijk naar die informatie gekeken, en een nog kleinere groep houdt ook al rekening met dat risico bij waar zij gaan wonen.Dus je ziet in de rode balken mensen die daar nog niet mee bezig zijn. En in groen de mensen die er wel mee bezig zijn; je ziet daar dus een enorm contrast nog. Je ziet eigenlijk nog dat daar heel veel te winnen is in die paraatheid. Wat we zien is dat er wel wat verschillen zijn tussen mensen die wonen in een risicogebied en mensen die wonen in een gebied zonder overstromingsrisico, maar die verschillen zijn nog helemaal niet zo groot. Eigenlijk is die paraatheid in alle gebieden relatief laag.
Dus daar is zeker wat te winnen ook, en bijzonder in die gebieden. Er zijn ook weer verschillen in paraatheid. Dus bijvoorbeeld hbo- en wo-geschoolden hebben bijvoorbeeld veel vaker die overstromingsinformatie opgezocht, maar die handelen daar ook al vaker naar. Nou staan we nu nog aan het begin. Die klimaatrisico's zullen toenemen en ook de gevolgen zullen zichtbaarder worden. En naarmate mensen zich meer bewust raken van die risico's, kan dit zorgen voor toename van verschillen in de samenleving.
Dus die verschillen in de risicoperceptie in de samenleving, en verschillen in de paraatheid voor die risico's, zijn belangrijke aandachtspunten, omdat die zorgen voor verschillen in kwetsbaarheid. Het is belangrijk dat de overheid daar aandacht voor heeft.
Wat we ook zien, en dat sluit mooi aan op het eerste verhaal, is dat een meerderheid van de mens nu al vaak een te warme woning in de zomer ervaart. Maar als je dan dieper gaat kijken, zie je dat de laagste inkomensgroepen dat veel vaker rapporteren dan de hogere inkomensgroepen. En dat eigenlijk, ja dat illustreert heel mooi die figuur die de WRR al liet zien met die twee eindexamenkandidaten. Die verschillen in hun mogelijkheid om iets aan hun blootstelling te doen.
Het is dus ook belangrijk dat we nadenken over wat je van burgers kan vragen, wat van bedrijven, wat moet de overheid doen en hoe zit het met die verantwoordelijkheidsverdeling. En het is nu ongeveer zo dat 43% van de mensen, dus iets minder dan de helft, er volledig op vertrouwt dat de overheid voldoende zicht heeft op die risico's, die beschermt mij daar voldoende tegen. Dat betekent niet dat de rest daarmee oneens is. Ongeveer één op de vijf die heeft dat vertrouwen niet en de rest weet het niet zo.
Onder jongvolwassenen vond ik opvallend is dat hun vertrouwen dat de overheid dat regelt nog wat groter. Als je kijkt naar wie verantwoordelijk is voor de schade, voor het dragen van de schade van bijvoorbeeld overstromingsrisico's, dan zie je dat als het gaat om bedrijven, die groepen ongeveer even groot zijn. Dus ongeveer evenveel mensen vinden dat bedrijven die schade zelf moeten dragen of zich daarvoor moeten verzekeren dan mensen die dat niet vinden. Maar als het gaat om burgers, kijken mensen toch heel erg sterk naar de overheid. Dus de groep die vindt dat burgers daar niet zelf voor verantwoordelijk zijn, dat is die rode balk, daar zie je dat er veel meer mensen vinden dat burgers daar niet zelf voor verantwoordelijk zijn dan burgers die vinden dat ze daar wel zelf voor verantwoordelijk zijn. Je ziet dat ook terug in de balk daaronder. De groene balk bij overheid moet schade compenseren voor burgers. Die is veel groter dan de rode balk. Dus je ziet eigenlijk dat burgers verwachten van de overheid dat de overheid burgers zal compenseren voor schade. En de vraag is hoe realistisch dat is, zeker wanneer risico's toenemen.Iets vergelijkbaars zien we waar het gaat om: ben je er zelf verantwoordelijk voor dat je je dan maar niet vestigt in een gebied met een risico? Ja, daar liggen die opvattingen wat dichter bij elkaar, maar de groep die vindt dat burgers daar zelf voor verantwoordelijk zijn, de mensen die het daarmee oneens zijn, die groep is nog altijd groter dan de mensen die het daar wel mee eens zijn. En voor bedrijven is dat dan weer precies andersom.
Dus we hebben ook gekeken naar hoe verschilt dat nou tussen mensen die wonen in een gebied met een overstromingsrisico vergeleken met mensen die wonen in gebieden zonder risico. En dan zie je inderdaad wel kleine verschillen, maar zoals ik eerder zei, die verschillen in paraatheid zijn toch relatief klein. Mensen hebben wel iets minder vaak een noodpakket, hebben iets vaker het risico meegewogen bij hun woningkeuze. Maar wat opvallend is, is dat de mensen die wonen in gebieden zonder risico, die zijn er iets minder vaak voor dat de overheid de mensen compenseert die schade ervaren. Zij zien ook iets vaker eigen verantwoordelijkheid voor mensen om zich dan maar niet te vestigen in een gebied met een risico of om zelf voor die schade op te draaien en dat gaat dan met name om bedrijven. Zij vinden dat ze zelfverantwoordelijkheid moeten dragen voor die schade, dus dat laat wel zien dat zich hier een solidariteitsvraag aftekent. Dus klimaatadaptatie is niet alleen een verdelingsvraagstuk, het is ook een solidariteitsvraag.Dat brengt mij bij de laatste slide. Concluderend kunnen we aan deze data al zien dat er eigenlijk nog wel wat te winnen is in de voorbereiding van burgers. En vanwege de verschillen tussen groepen burgers in die perceptie van risico's, maar ook in die paraatheid voor die risico's, is aandacht voor verschillen tussen groepen nodig bij het vergroten van die paraatheid. Daarnaast viel op: burgers zien wel degelijk ook een rol voor zichzelf, maar kijken ook nog altijd sterk naar de overheid. Dat is ook een belangrijk vraagstuk van ja, wat kan de overheid wel en niet bieden, zeker als die risico's toenemen. En tot slot, ja, deze data maken ook heel mooi duidelijk hoezeer dit ook een verdelingsvraagstuk is en een solidariteitsvraagstuk. Daarmee wou ik afsluiten.

Marijke Roskam
Dank aan alle sprekers, deelnemers en betrokkenen bij de drie rapporten. Wil je meer weten? Kijk dan op de website van de WRR, WKR en het SCP en blijf jezelf informeren over dit thema.