Beleidsmakers kijken weinig naar demografische ontwikkelingen in het buitenland
Wanneer Nederland niet tijdig anticipeert op demografische ontwikkelingen buiten de eigen grenzen, heeft dat gevolgen voor onze welvaart, die voor een groot deel gebaseerd is op handel en arbeidsmigratie. Dat is de centrale boodschap van het rapport Met de mondiale demografie mee. Dit rapport volgt op een rapport van een jaar eerder over hoe Nederland kan inspelen op de vergrijzing in de Europese Unie, die onze economie en ons pensioenstelsel onder druk kan zetten. Demograaf Roel Jennissen en socioloog Laura Vonk waren als onderzoekers bij beide rapporten betrokken.
Welke wereldwijde demografische ontwikkeling gaat de grootste gevolgen hebben voor Nederland?
Vonk: “Op de korte termijn is dat zeker de vergrijzing in Oost-Europa. Daar zie je nu de gevolgen al van. Er komen steeds minder Oost-Europeanen naar Nederland toe om het werk te doen waarvoor we hier geen mensen kunnen vinden. Het aantal Polen dat vanuit Nederland naar Polen gaat, is dit jaar voor het eerst groter dan het aantal dat hierheen komt.”
Jennissen: “Op de langere termijn is dat de krimpende beroepsbevolking in China. Dat gaat om enorme aantallen. Rond 2050 zijn daar zo’n 300 miljoen mensen minder in de werkende leeftijd. Dat zijn de mensen die nu nog de producten maken die hier in onze winkels liggen.”
Hoe lost China dat zelf eigenlijk op?
Jennissen: “China is groot geworden met goedkope massaproductie. Een aantal jaren terug is het al begonnen met een ombouw van zijn industrie: minder arbeidsintensieve massaproductie, meer hoogwaardige industrie. Daarnaast lijken ze bezig met het outsourcen van hun productie door het opkopen van fabrieken en havens in andere landen. China is van oudsher geen land dat kiest voor het aantrekken van arbeidsmigranten, net als Japan. Als je wilt weten hoe China op de krapper wordende arbeidsmarkt inspeelt, kun je kijken naar Japan, dat demografisch zo’n dertig jaar op China voorloopt. Dat land koos ervoor om de vergrijzing uit te zitten en in te zetten op hightech en automatisering. Daar hebben ze bewust gekozen voor dertig jaar economische stagnatie. Japan is echter al een zeer welvarend land. China loopt het risico dat het eerder grijs dan rijk wordt.”
Zou Nederland dat ook kunnen doen?
Jennissen: “Nederland is een heel ander land. We zijn veel meer afhankelijk van buitenlandse arbeid. Een op de tien mensen die hier aan het werk zijn, komt uit het buitenland.”
Jullie zeggen dat Nederland zich meer moet richten op landen met demografisch dividend. Wanneer heeft een land dat?
Vonk: “Bij demografisch dividend gaat het om de verhouding tussen het aantal mensen in de werkende leeftijd en het aantal mensen van de leeftijd waarop ze doorgaans geen betaald werk doen: ouderen en jongeren. In het rapport zeggen we dat demografisch dividend optreedt wanneer die eerste groep minstens 1,7 maal zo groot is als de tweede. Sinds een jaar of vijftien zie je het demografisch dividend in China en Oost-Europa afnemen. Over tien jaar is het bij beide verdwenen. Tegelijkertijd neemt het aantal mensen van werkende leeftijd toe in landen als India, Indonesië en de Filipijnen. Later deze eeuw gebeurt dat ook in Sub-Sahara-Afrika.”
Wat moet Nederland nu doen?
Vonk: “Goede relaties opbouwen met landen die demografisch dividend hebben of dat in de toekomst zullen krijgen. Dat gaat over internationale samenwerking, het sluiten van handelsakkoorden en goede afspraken maken over arbeidsmigratie. Er zijn meerdere redenen voor goede internationale relaties. Demografische ontwikkelingen behoren daar ook toe.”
Waar verwachten jullie het meeste van?
Jennissen: “Die handelsakkoorden liggen op het terrein van de Europese Unie. Bij arbeidsmigratie kun je als Nederland het meest efficiënt optreden. Met landen van buiten de EU kun je afspraken maken over de mensen die je wilt laten overkomen en de voorwaarden die je daarbij stelt. Maar wat je doet, verschilt per land. In een land als Nigeria is de helft van de bevolking jonger dan 19. Als je daar nu fabrieken naartoe outsourcet, stimuleer je bijna kinderarbeid. Ook help je zo’n land niet wanneer je er mensen uit de beroepsbevolking uit laat overkomen. Daar kun je beter inzetten op ontwikkelingssamenwerking door bijvoorbeeld het stimuleren van onderwijs.”
Vonk: “Je ziet dat landen een enorme welvaartsgroei kunnen doormaken tijdens de fase van demografisch dividend. Toen begin jaren tachtig het demografisch dividend in China ontstond, leefde nog zo’n 90% van de Chinezen in armoede. Nu is de extreme armoede daar bijna verdwenen. Maar demografisch dividend leidt niet automatisch tot welvaartsgroei, of tot welvaart die bij grote groepen mensen terecht komt. Er moeten betrouwbare instituties zijn, goed onderwijs, goede zorg en aansluiting op handelsketens.”
Hebben beleidsmakers voldoende aandacht voor demografische ontwikkelingen?
Jennissen: “Voor de binnenlandse wel, voor de buitenlandse niet. De discussie die daarover in Nederland wordt gevoerd, gaat voor een groot deel nog over de vraag hoe we de instroom uit Oost-Europa kunnen stoppen. Wij zeggen: “die instroom stopt vanzelf wel.” De Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen pleitte vorig jaar voor een instituut dat de demografische ontwikkelingen in Nederland monitort. In ons rapport zeggen we: “kijk daarbij ook naar de ontwikkelingen in het voor ons relevante buitenland.”
Vonk: “Andere Europese landen lijken daar al meer aandacht voor te hebben. Die hebben vaak al bilaterale afspraken gemaakt over het aantrekken van arbeidskrachten uit landen met demografisch dividend.”
Zijn de mondiale demografische ontwikkelingen voor Nederland ingrijpender dan de Europese?
Jennissen: “Het rapport dat we nu hebben uitgebracht, gaat over de krimp van de beroepsbevolking. Het vorige ging vooral over de vergrijzing. In alle Europese landen neemt het aantal gepensioneerden toe ten opzichte van de beroepsbevolking. In Nederland hebben we daar grotendeels voor gespaard via de pensioenfondsen. Veel andere landen hebben dat niet. Hoe gaan die hun vergrijzing betalen? Halen ze het uit de begroting of laten ze hun staatsschuld oplopen? Met veel van die landen zitten we samen in een muntunie. Dat gaat risico’s opleveren.”
Is dit het laatste demografische project van de WRR?
Jennissen: “We zijn nu bezig met de landing van dit rapport. Plannen voor een nieuw rapport over dit onderwerp hebben we niet. Ondertussen gaan de ontwikkelingen natuurlijk wel gewoon verder. Niet iedereen zal het zich realiseren, maar na 2080 zal ook de wereldbevolking afnemen. In Nederland zullen we in 2040 de top van de vergrijzing bereiken.”
Vonk: “Daarna blijven we natuurlijk nog lang een land dat veel grijzer zal zijn dan nu. Dat betekent ook dat voorzieningen onder druk zullen komen te staan. Je hebt minder mensen die betaald werk doen, minder mensen die belasting betalen.”
Jennissen: “We hebben als mensheid lang gedacht dat altijd alles meer moest worden. Door bevolkingsgroei en demografisch dividend kon dat in het Westen ook. Economische groei kon worden gebaseerd op schulden. Nu het demografisch tij is gekeerd, kan dat steeds minder goed. Misschien moeten we dan ook kijken of we niet beter de krimp kunnen omarmen. Anders wordt het vechten tegen de bierkaai en komen steeds meer taken terecht op de schouders van steeds minder mensen. Wellicht draagt de huidige krappe arbeidsmarkt er ook aan bij dat we zoveel jongeren hebben die al overwerkt zijn.”